Atrioventriculair septumdefect
Wat is een atrioventriculair septumdefect?
Een hart met een AVSD vertoont een grote opening in het midden van het hart. De opening kan zich bevinden tussen kamers en voorkamers (klassieke AVSD), tussen de kamers (AVSD type VSD), of tussen voorkamers (ASD type 1). Steeds gaat het gepaard met een afwijking aan de kleppen tussen voorkamers en kamers (vooral de mitralisklep). Deze hartkleppen liggen bij een AVSD midden in de opening. Het bloed stroomt vanuit het linkerhart naar het rechterhart doorheen de openingen. Zo ontstaat een overdreven bloedstroom naar de longen.
Hoe wordt een atrioventriculair septumdefect behandeld?
Om het defect in het hart te herstellen is een operatie nodig. Tijdens de chirurgische ingreep worden enerzijds de openingen tussen voorkamers en kamers gesloten, maar wordt tegelijkertijd de afwijkende mitralisklep hersteld om nadien lekkage van de hartkleppen te vermijden.
Waar moet een patiënt met een atrioventriculair septumdefect op letten?
Het is belangrijk dat een patiënt met een atrioventriculair septumdefect een aantal algemene richtlijnen opvolgt om de gezondheidstoestand optimaal te houden:
- Follow-up: Regelmatige controle is noodzakelijk om de evolutie nauwkeurig op te volgen. In principe wordt een controle om de 1 à 2 jaar aangeraden. In sommige situaties zal uw (kinder)cardioloog bepalen om sneller op controle te komen. Indien volgende klachten optreden moet er contact worden opgenomen met de behandelende (kinder)cardioloog: duizeligheid, kortademigheid, hartkloppingen, pijn op de borst, flauwvallen, versnelde vermoeidheid, dikke voeten en benen.
- Fysieke activiteiten
- Tandartsbezoek en endocarditispreventie: preventie van endocarditis is belangrijk bij een AVSD tot 6 maanden na de sluiting of wanneer er restafwijkingen zijn na een ingreep.
- Erfelijkheid: de laatste jaren is veel meer bekend geworden over de erfelijke factoren die een rol spelen bij het ontstaan van aangeboren hartafwijkingen. Bij een AVSD is het risico van overerfbaarheid verhoogd: bij de man 3 tot 7 procent, en bij de vrouw 8 tot 14 procent. Het is steeds aangewezen een erfelijkheidsadvies in een centrum van menselijke erfelijkheid in te winnen. Vaak hangt een AVSD samen met het syndroom van Down.